Claire Stolwijk, researcher & consultant bij TNO Strategic Analysis and Policy. en medeauteur van ‘Digitale Soevereiniteit’, presenteerde het onderzoek in juni tijdens een bijeenkomst in Den Haag van de Nederlandse ECP | Platform voor de Informatiesamenleving.
De studie begint met de vaststelling dat Europa (lees: incl. Benelux) afhankelijk is van buitenlande bedrijven voor het verwerken en opslaan van data. Google, Amazon en Microsoft maken hier de dienst uit. Liep Europa voorop bij telecommunicatie-ontwikkeling; sinds 5G vervult het Chinese Huawai die rol. In een brief (maart 2021) aan Ursula von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie, betogen vier Europese politici dat de tijd is aangebroken voor Europa om digitaal onafhankelijk te zijn. Ondertekend door Angela Merkel, kanselier van Duitsland, Mette Frederiksen, minister-president van Denemarken, Kaja Kallas, minister-president van Estland, en Sanna Marin, minister-president van Finland.
Die onafhankelijkheid is nodig omdat:
- 92 procent aan alle data uit het Westen gehost wordt in de VS en slechts vier procent in Europa;
- De kern van de digitale infrastructuur wordt geleverd door niet-Europese bedrijven (routers, switches, versleutelaars en servers);
- Er zijn geen Europese bedrijven in de Top 20 van wereldwijd opererende, technische merken.
Reguleren
De pandemie heeft de afhankelijkheid van Europa nog eens onderstreept. Dankzij informatietechnologie is het mogelijk gebleken om bedrijfsvoering, onderwijs en gezondheidszorg min of meer door te laten gaan. Maar wel dankzij buitenlandse producten en infrastructuren. Er is volgens de vier minister-presidenten te veel macht in handen van een klein aantal technische bedrijven. Dit leidt tot een gebrekkige concurrentie met het risico op oneerlijke prijsvorming, verminderende kwaliteit en uitblijvende innovatie.
Om data-zekerheid enigszins af te dwingen, heeft Europa de General Data Protection Regulation (GDPR/AVG) ingevoerd. Amerikanen zeggen wel: ‘De VS innoveren, Europa reguleert’. Von de Leyen riposteert met de opmerking dat je niet alleen moet reguleren, maar ook de ‘technologie moet hebben om je eigen waarden te verankeren.’
Control
Het onderwerp digitale soevereiniteit heeft de politieke agenda’s gehaald. Wat verstaat TNO onder dit begrip? De organisatie definieert het als ‘controle over het ontwerp en het gebruik van (bedrijfs)kritische digitale systemen, algoritmen en de daarmee gegenereerde en verwerkte gegevens’.
TNO heeft een model ontwikkeld dat laat zien waar die controle nodig is. In het midden een blok met digitale technologielagen: netwerken en communicatie, dataopslag en cloud, informatie- en data-infrastructuur, algoritmen, en applicaties.
Daar omheen blokken met onderwerpen die van invloed zijn op het centrale blok. Een blok met materialen (die nodig zijn om de digitale componenten te bouwen; een blok met ‘richtlijnen en bedrijfsmodellen; een blok met ‘verstorende ontwikkelingen’ (zoals kleiner en krachtiger hardware); en ten slotte een blok met ‘nieuwe paradigma’s’ (versleuteling, quantum computing).
Het centrale deel is nu in handen van ‘het buitenland’. Europa zou zich moeten richten op de ‘omringende blokken’ om zijn invloed te doen gelden.
Scenario’s
Er zijn volgens TNO vier scenario’s denkbaar waarin Europa kan handelen, gebaseerd op twee drijfveren: internationale samenwerking, en het gemak van internationale handel. Op de verticale as boven aan sterke samenwerking en onder aan zwakke coöperatie; op de horizontale as links zeer makkelijke handel en rechts zeer zwakke handel.
Het eerste scenario, ‘open internationale samenwerking’ genoemd, geniet de voorkeur omdat dit scenario de beste kansen biedt op een niveau van digitale soevereiniteit waarbij de maatschappelijke waarden en de sociale markteconomie van Europa behouden blijven (in termen van internationale samenwerking en handel).
In het tweede scenario – ‘Concurrerende coalities’ – werken buitenlandse partijen samen, maar veel daarvan wordt beïnvloed door opkomende, diepe structurele breuklijnen over de rol van de staat bij het reguleren van gegevensstromen, investeringen en geavanceerde industriële en digitale technologie die toepassingen heeft voor de nationale veiligheid.
Het derde scenario wordt ‘Big Tech Dominantie’ genoemd, het scenario waarin we ons nu bevinden, buitenlandse niet-Europese partijen handelen eerder unilateraal dan coöperatief, maar innovatie van digitale technologieën raast vooruit op regelgeving. Er is een gebrek aan interoperabiliteit en technologische complementariteit die een coöperatieve aanpak tussen buitenlandse partijen beperkt.
Het vierde – ‘Unilaterale aanpak’ – is het slechtst denkbare scenario. In deze toestand leiden unilateraal optreden en een hoge frequentie van economische conflicten tot een normalisering van handelsoorlogen tussen grote economieën (zie de VS en China). Handels- en investeringskwesties worden politieke wapens in een bredere geopolitieke concurrentiestrijd. In dit scenario hebben de VS, China en Europa een hoge mate van digitale soevereiniteit ten koste van een laag handelsgemak en beperkte internationale samenwerking.
Kansen
De huidige staat van digitale soevereiniteit is onacceptabel. TNO ziet wel kansen om het tij te keren. Zoals het ontwikkelen van kleiner, goedkoper en krachtiger hardware (denk aan batterijen en antennes), nieuwe vormen van versleuteling en vervolmaking van quantum technologie.
Veelbelovende innovaties zijn volgens het onderzoeksinstituut de ontwikkeling van 6G, de bouw van een Europese cloud (Gaia-X), ontwikkeling en versterking van markttoepassingen van gedecentraliseerde gegevensinfrastructuren op basis van een op samenwerking gebaseerde bedrijfsmodus, uitbouw van edge computing, ten slotte: advies over (wereldwijde) wet- en regelgeving ter bescherming van normen en waarden (bijv. ter bescherming van de privacy van platformgebruikers).
TNO is reeds actief op de meeste van deze gebieden.