In Nederland beschikt 52 procent van de 16- tot 75-jarigen over bovengemiddelde digitale vaardigheden en nog eens 27 procent heeft de basisvaardigheden onder de knie. Bij elkaar kan dus 79 procent goed overweg met internet, computers en software. In Finland gaat het om hetzelfde aandeel, al zijn daar relatief minder mensen bovengemiddeld digitaal vaardig.
Beide landen hebben daarmee de Europese digitaliseringsdoelstelling voor 2030 bijna bereikt, concluderen de onderzoekers. De EU wil dat in dat jaar tachtig procent van de EU-bevolking minstens de digitale basisvaardigheden heeft.
België
De Duitse bevolking scoort 49 procent en de hekkensluiter is Roemenië. Daar is een magere 28 procent digitaal vaardig volgens de onderzoekers.
Mailen en bellen
Nederlanders zijn vooral vaardig met e-mailen, online-bellen, gebruik van sociale media en het online geven van hun mening over maatschappelijke of politieke kwesties. Ook online-informatievergaring, online-winkelen en het volgen van een onlinecursus gaat hen goed af.
De thema’s privacybescherming en softwaregebruik liggen iets minder goed, maar nog wel boven het EU-gemiddelde. Inwoners tot 55 jaar en hoogopgeleiden hebben vaker bovengemiddelde digitale vaardigheden dan ouderen en personen met een meer praktische opleiding.
Digitale vaardigheid
De statistici bepaalden de mate van digitale vaardigheid aan de hand van het aantal activiteiten dat de onderzoeksgroep doet op de gebieden informatie & digitale geletterdheid, onlinecommunicatie, computers & onlinediensten, privacybescherming en als laatste softwaregebruik.
Iemand heeft de basisvaardigheden onder de knie als hij of zijn minstens één activiteit doet op de gebieden informatie en communicatie en één of twee andere gebieden. Je hebt bovengemiddelde vaardigheden als je twee of meer activiteiten uitvoert qua informatie en communicatie en drie of meer op de andere thema’s.